Els werkte in het basisonderwijs en combineerde haar parttimebaan met het moederschap van twee dochters. Toen ze rond haar 43e stopte met de pil, merkte ze wat subtiele veranderingen, maar echt duidelijk was het allemaal niet. ‘Ik ben gewoon gestopt met de pil, verder dacht ik er niet zoveel bij na.’ De overgang? Daar werd nauwelijks over gepraat.
“Mijn collega’s stonden met hun hoofd uit het raam tijdens vergaderingen. Dat waren natuurlijk opvliegers. Een van de weinige symptomen die toentertijd bekend waren.”
Ik hoorde vooral over opvliegers, maar die had ik juist nauwelijks
“Ik was begin veertig en stopte met de pil, die lag toen negatief in de media. Daarna werd ik niet meer ongesteld.” Meer signalen herkende ze niet meteen. Opvliegers — waar iedereen het over leek te hebben — had ze nauwelijks. “Ik zag het vooral bij collega’s: die gingen tijdens vergaderingen ineens bij het open raam staan om af te koelen. Toen wist ik pas: o, dát hoort erbij.”
In de media hoorde ze er niets over. “Ik heb nooit iets gelezen of ergens informatie over gezien. Er was wel internet, maar geen platformen zoals deze.” Het voelde alsof het maar iets was dat je moest ondergaan.
“Pas nu weet ik dat mijn gewrichtsklachten ook door de overgang konden komen.”
In de periode dat ze kampte met gewrichtspijn en slecht slapen, verhuisde ze vaak, waardoor ze bij verschillende huisartsen terechtkwam. “Ik ben meerdere keren gegaan, maar geen van hen heeft ooit gezegd dat het iets met de overgang te maken kon hebben. Ze vroegen ook niet echt door.”
Hoewel één arts destijds wél een botscan en bloedonderzoek aanvroeg, voelde ze zich in de begeleiding niet gehoord. “Achteraf vind ik dat jammer. Als iemand toen had gezegd: ‘Dit kan erbij horen’, dan had ik me minder onzeker gevoeld, en misschien had ik er nu ook minder last van gehad.”
Binnen haar gezin en vriendinnengroep voelde ze zich gelukkig wel gesteund. “Mijn vriendinnen ken ik al sinds de zwangerschapscursus - we noemen onszelf De Tuttenclub. Toen kon ik daar al goed mee praten, en dat is nog steeds zo. Op het werk was dat anders; daar werd er een beetje lacherig over gedaan.”
“Ik dacht vaak: stel je niet aan, dit hoort er gewoon bij.”
In die tijd deed Els weinig met haar klachten. “Je ging gewoon door. Ik had niet het gevoel dat ik mocht klagen. Er werd weinig serieus genomen, dus dan ga je het ook niet zo benoemen.” Wat haar had geholpen? “Toegang tot informatie. Zoals jullie dat nu doen met SeeMe-nopause. Dat je kunt lezen dat je niet de enige bent.”
Als ze nu terugkijkt, is er mildheid. “Ik vind het jammer dat ik het toen zo heb ervaren, maar ik snap ook dat de kennis nog niet op het niveau was van nu. Toch zou ik vandaag de dag eerder doorvragen: waar komen deze klachten vandaan? En wat kan ik zelf doen?”
“Had ik toen kunnen lezen wat ik nu weet, dan had ik me zekerder gevoeld in gesprekken met de huisarts. Misschien had ik dan ook steviger kunnen aangeven wat ik nodig had.”
Els hoopt dat vrouwen van nu gebruik durven maken van alle informatie en hulp die er wél is. “Je hoeft niet af te wachten tot het overgaat. En neem jezelf serieus. Juist ook in het contact met je (huis)arts. Je hoeft het niet weg te wuiven of te denken dat het er gewoon bij hoort. Vragen stellen, doorvragen, informatie zoeken: dat maakt verschil. En dat mag je jezelf echt gunnen.