Afslankmedicatie tijdens de overgang – wat past bij jou?

Je oestrogeen- en progesteronniveaus gaan geleidelijk omlaag, eerstgenoemde kan in deze fase ook flink schommelen – en dat heeft meer invloed op je gewicht dan veel vrouwen beseffen: 

• Vetopslag verplaatst zich vooral naar de buikregio. 
• Je stofwisseling vertraagt je verbrandt minder calorieën in rust. 
• Je spiermassa neemt af en spieren zijn juist belangrijk voor je verbranding. 
• Je verzadigingssignalen kunnen zwakker worden, mogelijk doordat je lichaam minder gevoelig wordt voor het hormoon leptine. 
• Je bloedsuikerspiegel schommelt sneller wat kan leiden tot meer trek of snackdrang. 

Het resultaat? Je doet ongeveer hetzelfde als voorheen, maar komt toch aan, of valt niet meer af. Het ligt niet aan jou – het zijn je hormonen die invloed hebben op hoe je lichaam reageert.   

Je lichaam is veranderd, maar de regie ligt nog altijd bij jou. Leefstijl is de basis waarop alles rust – óók als je kiest voor afslankmedicatie. 

Wat helpt echt? 

• Eiwitten en vezels geven verzadiging en beschermen je spiermassa. 
• Gezonde vetten leveren bouwstoffen voor de aanmaak van hormonen zoals oestrogeen en progesteron. 
• Vermijd snelle suikers, die zorgen voor pieken én dipjes in je energie en eetlust. 
• Slaap is essentieel te weinig slaap verstoort je honger- en verzadigingshormonen. 
• Ontspanningsmomenten zijn net zo belangrijk als beweging. Stress maakt afvallen lastiger.  

Afslankmedicatie kan ondersteunen, maar is nooit een vervanging voor goed voor jezelf zorgen. Denk er dus niet aan als ‘snelle oplossing’, maar als onderdeel van een bredere aanpak die werkt voor jouw lichaam. 

Soms doe je alles wat ‘moet’: je eet gezond, je beweegt, je probeert voldoende ontspanning te vinden – en toch blijft het getal op de weegschaal stijgen. Of het lukt je maar niet om af te vallen, hoe hard je ook je best doet. Als dat herkenbaar is, ben je niet de enige. Afslankmedicatie kan dan een waardevolle ondersteuning zijn. Deze middelen helpen je lichaam anders om te gaan met honger, verzadiging of de opname van vetten – en geven zo ruimte om weer beweging te zien in je gewicht, juist als het eerder niet lukte.  

Artsen hanteren doorgaans de volgende richtlijnen: 

• BMI van 30 of hoger, of 
• BMI vanaf 27 in combinatie met risicofactoren zoals hoge bloeddruk, diabetes type 2 of verhoogd cholesterol. 

Daarnaast kijkt een arts altijd naar het totaalplaatje: je leefstijl, je medische voorgeschiedenis, eventuele overgangsklachten én jouw persoonlijke wensen. Want wat voor de één werkt, past misschien helemaal niet bij een ander.